vrijdag 27 september 2013

Dag 377

Lijsterbes

Een vracht van bessentrossen,
gelijkend op koraal,
hangt tussen haag en bossen
te blinken in een straal;
de najaarszon vergaapt zich aan
de parels die te pronken staan.

De blaren zijn gaan dwalen,
het hout is schier ontkleed;
maar meer dan duizend kralen,
geregen hoog en breed,
versieren donkerrood de boom
waar vleugels slaan met losse toom.

O, zatgezopen vogels,
uw vlerken zijn bemorst
alsof een lading kogels
getroffen heeft uw borst;
maar....ik verneem een lustig lied
dat dartel door het lover schiet.

Gij....tortel, merel, lijster
die sap uit bessen tapt,
geraak het spoor niet bijster
wanneer gij vliegt of stapt,
en dat geen strik van paardenhaar
u vange in de velden daar.

Gij hebt voor mij gezongen
in deze lijsterbes,
gans vrij en ongedwongen;
laat mij een stuk of zes
hier kiezen uit de parels van
koraal, die niemand tellen kan.

Verorber pit en sappen
die groeien aan uw struik;
de winter binnenstappen
met half gevulde buik
is grote armoe ondergaan
met kans om nooit meer op te staan.

Ik zie de zon al dalen
en vogels slapen gaan;
met in mijn hand zes kralen
ben ik naar huis gegaan:
wat schoon is brengt een mens geen baat,
maar straalt als licht op zijn gelaat.

Mathieu Gijbels

Geen opmerkingen:

Een reactie posten